Delft – 2 november 2016 – Afgelopen woensdag hadden we in onze clubhuis een workshop over het meerjarenopleidingsplan (MJOP) van de KNSB. Een paar dagen later werd ik gevraagd hier een stukje over te schrijven voor de site. Oei, had ik dat vooraf geweten dan had ik van alles opgeschreven, nu moet ik dus maar afgaan op wat er is blijven hangen en de drie aantekeningen die ik heb gemaakt.
Het MJOP heeft als uitgangspunt dat jonge schaatsers verschillende fasen doorlopen om aan de top te komen. Dat begint bij het fundament, (spelenderwijs wennen aan het ijs) vervolgens leren schaatsen, leren trainen, train trainen, trainen om te presteren en eindigt bij trainen voor de top. Daar moeten we natuurlijk wel aan toevoegen dat de meeste schaatsers helemaal niet trainen voor de top. Voor de meeste is dat niet weggelegd en lang niet iedereen ambieert dit. Op clubniveau houdt het sowieso wel zo’n beetje op bij leren trainen en train trainen. Schaatsers die nog een stap verder gaan komen in het regionaal trainingscentrum (RTC).
Voor elke fase uit het MJOP geeft de KNSB de filosofie, de leidende principes en de algemene doelstellingen. Hier wordt het interessant want het MJOP gaat er vanuit dat op een bepaalde leeftijd bepaalde zaken goed geleerd kunnen worden. Op jonge leeftijd is dat bijvoorbeeld de schaatsvaardigheid (coördinatie en techniek) en lenigheid, tijdens de groeispurt in de pubertijd uithoudingsvermogen en na de groeispurt kracht. Als trainers kunnen we daar onze programma’s op aanpassen, wat overigens voor een groot deel al gebeurt. Ergens in dit deel van het verhaal maakte ik mijn eerste aantekening, “de juiste coach per fase”. Ik dacht, als kinderen op jonge leeftijd zo gevoelig zijn voor het aanleren van techniek dan is het de moeite waard om eens te kijken of we daar bij het verdelen van trainers rekening mee kunnen houden. Nu zien we bij het jeugdschaatsen de meest ervaren trainers bij de oudste kinderen.
Vanuit de KNSB ligt de focus erg op het opleiden van schaatsers die de top halen (lees medailles op de Olympische spelen). Tijdens de workshop was hier de nodige discussie over. Is dat ook de doelstelling van onze vereniging? En wat doe je met al die schaatsers die de top niet halen of niet in de club(ANCO)selectie komen. Die wil je graag bij de club behouden en met veel plezier laten schaatsen. Regelmatig werd de vergelijking gemaakt met sporten als hockey en voetbal, waar je in een team zit, na een wedstrijd of training nog even blijft hangen, kortom waar het sociale aspect heel belangrijk is. “Sociale aspect” dus, het was mijn tweede aantekening. Voor mij draait dat vooral om de vraag hoe je de jeugdschaatsers vasthoudt en ook de schaatsers die buiten de selectie vallen een leuke en gezellig omgeving biedt. Hier ligt volgens mij nog steeds een uitdaging. Aardig om te vermelden, de vrijdagavond na de workshop kwam ik op de Uithof twee DKIJV-ers tegen die nu bij ELS schaatsen (De Delftse studenten schaatsvereniging). We maakten een praatje over hoe dat beviel. Terloops melde ze wat eigenlijk het leukste was, gezellig in een grote groep keuvelend naar de Uithof en weer naar huis fietsen.
Tot slot dan mijn derde aantekening van de avond, “differentieel leren”. Als je schaatsers wil opleiden voor de top moet je ze ook goed leren schaatsen. De achterliggende gedachte bij differentieel leren is dat iedereen een eigen techniek heeft (die in grote lijnen natuurlijk voor iedereen gelijk is) en dat je beter leert door variatie dan door steeds hetzelfde te doen. Variatie kan door naast het schaatsen ook een andere sport te beoefenen (turen, voetballen, noem maar op). Maar ook binnen het schaatsen kan het door af en toe een andere discipline trainen. Van ijshockey wordt je behendig, van shorttrack ga je betere bochten rijden. En, ook binnen het “gewone” langebaan schaatsen kan je variëren door verschillende oefeningen af te wissen en af te wijken van wat we gewoon vinden. Bijvoorbeeld door eens een bocht te schaatsen met je rechterarm op de rug en de linkerarm laten zwaaien. Overigens heeft Ed Jansen hier vorig jaar een workshop over georganiseerd. Wellicht interessant om nog eens te herhalen. Want, ook als je niet voor de top gaat wil je beter leren schaatsen en kan je dus wat hebben aan differentieel leren.
Stijn Liefland
Voozitter Technische Commissie DKIJV
Leuk stukje Stijn, goed dat jij hierin het voortouw neemt.
Wat bedoel je met de sport “turen” ik ken deze niet als sport, maar komt wel eens voor als ik wil gaan fietsen en het is rotweer, dan tuur ik naar de lucht om iets blauw te ontdekken. Maar ik weet haast zeker dat je turnen bedoeld.
Goed om te zien dat er aandacht is vanuit de TC voor de jeugd en de kwaliteit van de trainers. Laten vooral op deze ingeslagen weg voortgaan. TOP.